Tag: ruzie en harmonie

De lange weg van de jeugdzorg

Nu ik een aardige poos meedraai in de hulpverlening heb ik enkele verschillende etappes in het doctrines van de jeugdzorg voorbij zien komen. Ik moest er even over nadenken: ‘doctrines’? Maar ik denk dat ik het toch zo ga noemen, want de andere woorden die ik kon bedenken, tja, die deden het nog minder.

In de jaren negentig waren we ons langzaam gaan losmaken van het idee dat als kinderen nou maar een vaste verzorgende ouder hebben… nou…  dan is het niet erg als de andere ouder volledig verstoten en zwartgemaakt wordt. Inmiddels zijn we zo ver dat ouderverstoting niet meer schouderophalend als een soort noodzakelijk kwaad wordt toegestaan in vechtscheidingen. Dat is een vooruitgang voor vele zwartgemaakte vaders en moeders. Maar vooral voor de kinderen die voorheen zonder blikken of blozen werden toevertrouwd aan de meest kwaadaardige van de twee ouders. Immers, aan degene die de ander tot elke prijs buiten het leven van de kinderen manoeuvreerde.

Daarna, in het begin van de 21ste eeuw, heb ik een tijdlang de indruk gehad dat we een hoge prijs betaalden voor medische vooruitgang: ineens was alles dat artsen niet kunnen verklaren, een geval van factitious disorder by proxy, oftewel Münchhausen by Proxy. Ik heb de meest wonderlijke taferelen gezien waarbij doodzieke kinderen uit huis geplaatst moesten worden omdat de artsen ten onrechte van mening waren dat de ouders de schuld hadden van de ziekte van de kinderen. Met name in deze zaken heb ik de epistemologie van het AMK (tegenwoordig ironisch genoeg ‘Veilig Thuis’ geheten) met verbazing bekeken. Ze hadden soms nauwelijks informatie nodig: een bericht uit het ziekenhuis was genoeg. De ouders zelf werden letterlijk als allerlaatsten te woord gestaan, soms pas weken nadat het AMK aan de slag was gegaan met de casus.

Inmiddels zitten we in alweer een volgend tijdperk. De nieuwste loot aan de boom van belangrijke ideeën over de behoeften van kinderen is de hechte band met beide ouders. Dit lijkt op het eerste oog een onschuldige en zinnige insteek. Wie wil er nu niet dat kinderen een hechte band met beide ouders opbouwen? Nou, dat is heel eenvoudig: om te beginnen willen de kinderen zelf het soms niet. Bijvoorbeeld wanneer zij hebben gezien hoe hun ene ouder de andere ouder probeerde te vermoorden. Of wanneer zij zelf ernstig mishandeld of misbruikt zijn. Deze kinderen vinden een echtscheiding meestal een grote opluchting, en ze zijn heel blij als ze voorlopig niet in de buurt van de gewelddadige ouder hoeven te komen. Maar daar denkt jeugdzorg vaak heel anders over. Ik zie zaken waarin de jeugdzorg alles op alles zet om kinderen die dat niet willen (en voor wie het waarschijnlijk ook niet gezond is) koste wat kost op een intensieve bezoekregeling te zetten met een dader van ernstige misdrijven. Want als ze maar met die dader een band opbouwen, dan gaat het goed met hun ontwikkeling, zo staat er telkens in de stukken. Ik heb weleens gezegd dat ik zelf helemaal geen band zou willen opbouwen met degene die mij verkracht en bijna gewurgd had, maar dat was aan dovemans oren. Ontwikkeling. Band. Dat is ook een doctrine.

In samenhang hiermee hebben we nu ook te maken met de opvatting dat beide ouders altijd goed moeten overleggen. Hiertoe wordt eindeloos doorgezaagd, en goudgeld rondgepompt in verplichte cursussen en verplichte mediations. Volkomen zinloos, want als één van de twee ouders geen zin heeft in goed samenwerken, dan gaat dat hele samenwerken dus niet lukken. Dat zou nog tot daar aan toe zijn als de jeugdzorg dit gegeven ook zou opmerken. Maar dat zie ik regelmatig misgaan. Dan wordt verkondigd dat ‘de ouders niet goed samenwerken’ en dat ‘de ouders het beter moeten doen’. Dat is net zoiets als naar twee kinderen schreeuwen ‘houdem jullie daar eens mee op’ zonder te erkennen dat het ene kind aan het pesten is en het andere kind zich wanhopig probeert staande te houden. Het einde van deze doctrine is nog niet in zicht, helaas.

Ik denk trouwens dat heel veel einden nog niet in zicht zijn. We hebben nu wel grotendeels vastgesteld dat geweld en seksueel misbruik niet geschikt worden geacht voor kinderen of voor het gezinsleven. Maar we hebben nog geen evenwichtige visie op stress en ziekte, gezonde hechting en gezonde afwijzing, machtsverschillen in relaties, of de asymmetrische conflicten die zich in vechtscheidingen voordoen, waarbij de ene ouder meer verantwoordelijk is voor de botsingen dan de andere. We hebben nog een hele lange weg te gaan.

Sorry is geen toverwoord

“Zeg sorry tegen je zusje, vooruit!”
Het is een zinnetje dat ik vele varianten vele malen per week hoor, vooral omdat ik veel omga met mensen die kinderen hebben en/of aan kinderen lesgeven.

We hebben tegenwoordig kennelijk een moderne opvatting over ‘sorry zeggen’. Het scenario is als volgt: Het ene kind doet iets dat het andere kind naar vindt. Het andere kind protesteert, maar zonder succes. Er moet een volwassene aan te pas komen. De volwassene roept beide kinderen bij zich. Ze moeten elkaar verplicht aankijken. De dader moet sorry zeggen en het slachtoffer moet naar de dader luisteren. Eventueel moeten ze elkaar ook nog een hand geven. Vervolgens moet alles weer goed zijn en moeten ze tevreden samen spelen.

Ik krijg de indruk dat dit scenario tegenwoordig als correcte opvoeding wordt beschouwd. Maar dat is het niet. Integendeel. Het is, eerlijk gezegd, nogal wanstaltig.

De achtergrondgedachte is dat de slechte daad moet worden goedgemaakt, uitgewist, en dat deze daarna vergeten kan worden zodat beide partijen met een soortement schone lei weer samen door een deur kunnen. De werkelijkheid van deze praktijk is dat er overtreders worden gekweekt die weten hoe gemakkelijk het is om weg te komen met een slechte daad, en doelwitten die ook weten hoe gemakkelijk overtreders ermee weg komen. Aan overtreders worden eigenlijk geen eisen gesteld op deze manier; aan doelwitten des te meer.

De pleger van het nare gedrag komt er al snel achter dat het enige dat je hoeft te doen is sorry zeggen. Je krijgt geen straf, je hoeft er niets van te leren, je hoeft alleen maar het magische woord uit te spreken waardoor de opvoeder bereid is het slechte gedrag te vergeven of te vergeten. Het doelwit krijgt een verplichting opgelegd om dit goedkope woord, dat helemaal niets voorstelt, te accepteren tegelijk met het feit dat hij of zij ook al slecht behandeld was. Het doelwit krijgt daarmee eigenlijk de zware taak om mee te werken aan een gemakkelijke uitweg voor de overtreder. Overtreders kunnen er dus een gewoonte van maken om iets vervelends te doen en dan snel ‘sorry’ te zeggen, zodat ze officieel een schone lei hebben. Wanneer het doelwit daartegen protesteert, dan is er een goede kans dat de overtreder alleen maar verontwaardigd hoeft te roepen “Ik heb toch sorry gezegd!”. De opvoeder zal dan hoogstwaarschijnlijk het doelwit nog een berisping op de koop toe geven: “Hij heeft toch sorry gezegd? Nou dan, dan is het nu goed en moet je ophouden met er nog over door te gaan.”

Ik vraag me weleens af of hier een vorm van oppervlakkig magisch denken achter zit. Een soort idee dat alles goed gemaakt kan worden, dat alles eigenlijk goed kan zijn, als we maar snel de rimpels van het leven uitwissen met een toverwoordje.

De werkelijkheid van overtredingen is anders. Het doelwit heeft geen taak in het goedmaken van de overtreding. De verantwoordelijkheid ligt geheel bij de overtreder. De overtreder heeft twee taken: ten eerst moet de overtreder er iets van leren en ten tweede moet de overtreder de verantwoordelijkheid op zich nemen om zijn uiterste best te doen zich nooit meer zo te gedragen. Zo heb ik het zelf ook geleerd: “Jouw sorry hoef ik echt niet meer, doe het gewoon niet nog een keer!”.

Kan een overtreder dan echt geen sorry zeggen? Ja natuurlijk wel, maar een echte ‘sorry’, een ‘sorry’ die met trots gezegd kan worden, ziet er heel anders uit. In de eerste plaats kan die niet in opdracht worden gegeven. De ‘sorry’ die wordt gezegd om door een hoepeltje te springen heeft niets te maken met de waardighed van de berouwvolle, reparerende sorry. Een waardevolle ‘sorry’ wordt uitgesproken uit vrije wil, vanuit gevoelde spijt en vanuit de oprechte wens om iets van de schade te herstellen en om te laten zien dat de les geleerd is: de overtreder heeft er een inspanning voor over om het voortaan beter te doen. Een echte ‘sorry’ wordt gezegd door iemand die zichzelf een levensles durft op te leggen en een ander iets durft te gunnen.

Ik hoop dat we met zijn allen over de onzinnige ‘sorry’-mode heen kunnen groeien en dat we degenen die tekortgedaan zijn weer gaan ondersteunen in plaats van hen te verplichten om overtreders een gemakkelijke aftocht aan te bieden. Ik hoop dat we van overtreders weer gaan vergen dat ze hogere eisen stellen aan de manier waarop zij zelf met anderen omgaan. Het is hoog tijd.

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén