Achterdocht is een vorm van angst. Achterdocht is een gebrek aan vertrouwen. Achterdocht gaat altijd gepaard met een bepaalde hoeveelheid agressie. Ons lichaam maakt namelijk geen onderscheid tussen angst en agressie: het is allemaal adrenaline.

Wie een beetje een achterdochtig type is, ervaart alles wat mensen zeggen en doen als een intentie, een bedoeling. Mensen die niet achterdochtig in elkaar zitten ervaren wat anderen doen en zeggen als een simpel gegeven. Dat wil zeggen ze zoeken er letterlijk niks achter.

Een voorbeeld: stel, je zegt tegen je familielid “Oh, ik zie dat het al vijf uur is”. Als je familielid een achterdochtige stijl heeft, dan zal hij of zij denken dat je daar iets mee bedoelt. Je familielid kan dus zomaar ineens van zich af bijten met “Ja hallo, als je wou dat ik eerder klaar was had je dat moeten zeggen”. Hij of zij heeft dan kennelijk het idee dat je bedoelt “Ik baal dat je nou nog niet klaar bent.” Als je familielid geen achterdochtige stijl heeft, dan zal hij of zij gewoon het gesprek aangaan over je opmerking. “Ja inderdaad. Heb je nog eventjes of moet je zo weg?”

Niet achterdochtige mensen vertrouwen er op dat je bedoelt wat je zegt, en dat je het dus wel zal zeggen wanneer je een bedoeling hebt. Ze hebben de neiging om te denken dat wat de ander zegt ook is wat die ander voelt of denkt. Ze herkennen geen slechte intenties en ze kunnen zich niet voorstellen dat iemand de bedoeling kan hebben om een ander te belazeren. Wanneer ze echt heel slecht zijn in achterdocht, dan zijn ze dus ook naïef. Dan horen ze een bedoeling zelfs niet wanneer die er dik bovenop ligt. Zelfs hele flauwe grappen kunnen hen dan ontgaan, en ze kunnen makkelijk voor de gek gehouden worden. Hun sterke punt is: ze ervaren taal als een weerspiegeling van de werkelijkheid. Taal is voor hen een instrument waarmee je datgene presenteert wat feitelijk en waar is. Ze benaderen taal zoals taal in de rechtspraak benaderd moet worden: als het instrument om waarheid te presenteren. Deze mensen ervaren waarheid en werkelijkheid als iets dat bestaat onafhankelijk van hun eigen persoon. Ze hebben er dan ook geen moeite mee om te verwachten dat de werkelijkheid er morgen nog steeds is.

Achterdochtige mensen zijn altijd bezig met de vraag wat anderen denken, wat anderen bedoelen of waar anderen op uit zijn. Ze gaan er standaard van uit dat je niet zegt wat je bedoelt, maar dat ze je bedoeling zelf moeten inschatten. Wanneer ze echt heel achterdochtig zijn, dan ervaren ze zelfs het een huilende baby of een kwispelende hond als iemand die hen manipuleert. Hun neiging om overal bedoelingen achter te zoeken kan ontsporen in wat we ‘paranoia’ noemen, waarbij ze zelfs een vliegtuig dat overvliegt kunnen ervaren als iets waar een bedoeling achter steekt. Deze mensen hebben een hele andere relatie met taal dan de niet achterdochtige mensen. Ze ervaren taal niet als een weergave van iets dat waar of echt is. Ze ervaren taal als een instrument waarmee je je door contact momenten met anderen heen slaat. Het concept ‘waarheid’ heeft in hun belevingswereld een hele andere betekenis dan in de belevingswereld van niet achterdochtige mensen. Achterdochtige mensen ervaren ‘waarheid’ als iets dat uit henzelf voortkomt, iets subjectiefs. Omdat hun wereld bestaat uit het raden van bedoelingen, is waarheid datgene dat zij geraden hebben, of datgene dat zij zelf bedoelen. Hun relatie tot de werkelijkheid is dan ook uiterst wankel: de werkelijkheid kan elk moment drastisch veranderen wanneer ze plots een andere bedoeling raden of wanneer ze een opwelling voelen waardoor ze zelf ineens een andere bedoeling hebben. Ze gebruiken taal dan ook als een instrument om zich door deze veranderlijke en verraderlijke wereld heen te slaan. Ze proberen steeds om communicatie zodanig af te handelen dat ze het gevoel krijgen dat ze van dit moment iets goeds gemaakt hebben. Veel van wat ze doen speelt zich volledig in het moment af, zonder enig duidelijk verband met vroeger of met de toekomst. Zo kunnen ze taal gebruiken om van alles te ontkennen over vroeger. Immers, taal is voor hen niet een manier om een werkelijkheid te beschrijven. Ze zijn veel te druk bezig om iets te bedoelen of om te dealen met wat ze denken dat jij bedoelt. Ze kunnen taal dus ook gebruiken om iets toe te zeggen, of iets te erkennen, of iets te bevestigen, en daar even later niks meer van weten. Immers, wat ze zeggen hoeft geen blijvende werkelijkheidswaarde te hebben. Het zijn maar woorden die met een bedoeling werden geuit, en in elk moment zijn er de bedoelingen van dat moment. Ze kunnen dan ook oprecht verbijsterd of woedend zijn wanneer je hen probeert te herinneren aan iets dat ze eerder hebben beweerd. Zulk gedrag van jouw kant moet dan volgens hen ook een bedoeling hebben, want zij leven niet in een wereld waarin er feiten buiten henzelf bestaan.

Het zal duidelijk zijn dat een klein beetje gezonde achterdocht goed is. Het is voor niet achterdochtige mensen belangrijk om de vaardigheid van de achterdocht wel een beetje te beheersen, en om niet bij alles te denken dat anderen steeds precies aan het zeggen zijn wat ze voelen of denken. Het herkennen van leugentjes om bestwil, van diplomatieke uitvluchten en van flauwe smoesjes is een gezond minimum.

Voortdurende achterdocht daarentegen is een probleem. Structureel achterdochtige mensen worden niet alleen heel moe van zichzelf, ze maken ook anderen moe. Ze zijn onvoorspelbaar en ze kunnen ook heel onbetrouwbaar zijn. Ze zijn vaak humeurig en slecht gemanierd. Ze komen regelmatig egocentrisch over, ook al kunnen ze vele uren van hun dag doorbrengen met angstvallig doen wat ze denken dat een ander fijn vindt. Wat achterdochtige mensen nodig hebben is het ontwikkelen van een relatie met de werkelijkheid. Het kunnen vertrouwen op feiten die morgen nog hetzelfde zullen zijn als vandaag, zonder dat daaraan een bedoeling kleeft. Het is een project dat vele jaren in beslag kan nemen, maar het is de moeite altijd waard, want met structurele achterdocht valt niet te leven.